Waardenwerk 2025 100

Waardenwerk 2025 100

2025

Omschrijving

3 Redactioneel Waardenwerk 100 • Harry Kunneman

Prijsvraag Democratische Waarden
9 Juryrapport • Floor Basten, Sylvia Borren en Pieter Ippel
11 Het Zoute Gordijn • Benjamin van Schothorst

Column
19 Hechtwerk • Mieke Moor

Muzisch werken in het onderwijs (2)
21 Inleiding • Govert de Vrieze
23 Door kunst met de wereld samenkomen • Reyer Ploeg
29 Waarover men niet spreken kan. Boekbespreking Bart van Rosmalen, Ontvankelijkheid (2024) en Stappen in het onbekende (2024) • Govert de Vrieze

Zorg en zingeving
36 In gesprek over het heersende zingevingsdiscours. Een tweegesprek tussen Sylvie de Kubber en Brecht Molenaar • Brecht Molenaar

Humanisme ter discussie (5)
47 Harry Kunneman: Een filosofisch-praktisch profiel • Frédéric Vandenberghe
58 Naar een humanistische kosmologie? • George Lengkeek

Waardevolle praktijken (15)
77 Verpleegkundige, terug naar de basis met de kennis en ervaring van projectleider, manager, directeur. Interview met Hanneke Snellen, senior verpleegkundige bij SVRZ, Zeeland • Antoinette Bolscher, Marcel de Rooij

Mens en A.I.
86 Response to Dr Richard Brons • Yuk Hui

Recensies
88 Bespreking van Pieter Ippel: Johann Gottfried Herder, Hoe worden we humaan? Teksten van een vergeten Verlichtingsdenker • Bas van Stokkom
96 Bespreking van Koo van der Wal: Filosofie en spiritualiteit, leven en denken vanuit een ideële inspiratie • Gerrit Steunebrink
103 Preventie gaat uiteindelijk om bestaanszekerheid. Bespreking van dissertatie Carla Kolner • Jean Pierre Wilken

Een Biotisch Perspectief (1)
106 Wij Bioten • Harry Kunneman

Bespreking van Koo van der Wal: Filosofie en spiritualiteit, leven en denken vanuit een ideële inspiratie

Bespreking van Koo van der Wal: Filosofie en spiritualiteit, leven en denken vanuit een ideële inspiratie

Dit boek is tegelijkertijd een systematisch onderzoek naar het fenomeen spiritualiteit als wel een heel persoonlijke synthese van de auteur van zijn academische en maatschappelijke leven. Filosofie was voor de auteur geen vakwetenschap naast andere vakwetenschappen, maar eerder een totaalonderneming, met maatschappelijke consequenties. Hij was in de jaren tachtig van de vorige eeuw voorzitter van Amnesty International in Nederland. Dat komt filosofisch gesublimeerd terug in het boek! Nu voelt van der Wal zich op velerlei niveaus uitgedaagd door de ecologische problematiek. Deze heeft volgens de auteur niet alleen een sociaal-politieke, maar juist een spirituele en religieuze dimensie. Daarmee moet de auteur aan de slag. Zijn boek, getiteld ‘Filosofie en Spiritualiteit’, met de ondertitel ‘Leven en denken vanuit een ideële inspiratie’, is geïnspireerd door de opkomst van het fenomeen spiritualiteit na het verval van de kerkelijke religie. Het boek doet echter geen onderzoek naar allerlei bewegingen, maar naar de relatie tussen spiritualiteit en filosofie zelf. Nog sterker: het zegt dat filosofie uiteindelijk zelf spiritueel is. Ze kan dat niet alleen zijn, ze moet dat zijn. De auteur claimt, niet zonder redenen, dat filosofie zelf vanaf haar begin een vorm van spiritualiteit is. Dat komt tot uitdrukking in de nieuwe ondertitel van de Duitse vertaling: ‘De heropname van een oorspronkelijke betrekking’ (Wiederaufnahme einer ursprünglichen Beziehung’). Hij wil die relatie, vooral present in de klassieke filosofie, hernemen in de moderne filosofie. In dat verband plaatst hij die spiritualiteit in relatie tot andere vormen van spiritualiteit, zoals die aanwezig kunnen zijn in kunst, maar ook, ondanks de wetenschapskritiek van de auteur, in de wetenschap.
 
Deze studie heeft een cultuurkritische dimensie, die van de moderniteitskritiek. De moderne wereldvisie wordt voor hem gerepresenteerd door de filosofie van Descartes, met zijn dualisme van geest en stof en de natuurwetenschap van Newton. De spirituele dimensie van de mens en van de natuur gaat hierin verloren. De opkomst van de spiritualiteit is dan een protest tegen de ‘onttovering’ van de wereld. De relevantie daarvan manifesteert zich in de huidige ecologische problematiek. Die heeft niet alleen een politieke, maar ook een spirituele relevantie zonder welke ze niet goed opgelost kan worden. Daaruit volgt dus ook dat filosofie als spiritualiteit niet alleen een theoretische, maar ook een praktische dimensie heeft.
Meer info
3,90
Bespreking van Pieter Ippel: Johann Gottfried Herder, Hoe worden we humaan?

Bespreking van Pieter Ippel: Johann Gottfried Herder, Hoe worden we humaan?

Johann Gottfried Herder is een vreemde eend in de Europese intellectuele bijt. Rechtsfilosoof Pieter Ippel heeft zijn avontuurlijke denken onlangs in beknopt formaat in de etalage gezet. Hoe worden we humaan? bestaat uit een inleiding tot Herders denken en een aantal belangwekkende passages die fraai en levendig zijn vertaald. Volgens Ippel loopt Herder weliswaar vooruit op de Romantiek, maar hij blijft uiteindelijk ‘een gevoelige Verlichter’. Zijn aandacht voor culturele verscheidenheid maakt hem tot ‘de grootvader van de sociale en culturele antropologie’. Zijn werk heeft de weg gebaand voor wat we nu ‘hermeneutiek’ noemen. We kunnen hem ook zien als een voorloper van het multiculturele denken. Na Erasmus, zegt Ippel, is het moeilijk een denker te vinden die zo hamert op het belang van vrede en vreedzame conflictoplossing. Buiten Duitsland is Herder min of meer vergeten, maar hij staat volgens de auteur veel dichter bij onze tijd dan bijvoorbeeld Immanuel Kant. Er is geen achttiende-eeuwse denker die zo principieel en verontwaardigd tekeer gaat tegen kolonialisme, racisme en het idee van Europese superioriteit. Over slavernij en Europa zegt hij:

‘Drie werelddelen zijn door ons verwoest en onderworpen, en wij raken daardoor ontvolkt, gecastreerd, verzonken in luxueus gedoe, smakeloosheid en dood. Dat is nog eens rijk en gelukkig gehandeld.’ (p. 111)

In dit review essay besteed ik ook aandacht aan enkele andere duidingen van Herders filosofie, met name die van Isaiah Berlin en Rüdiger Safranski. Waarom spreekt zijn denken nog altijd aan en kunnen we hem zie als visionair denker? Hoe deze grillige denker plaatsen in de 18de eeuw, als humanist en verlichter of misschien toch als een romantisch of tegenverlicht denker? Het is uiteraard ondoenlijk om in kort bestek de kluwen van verlichte en romantische denkwijzen te ontwarren en daarin fatsoenlijk orde aan te brengen. Toch zal ik Herders intellectuele positie op dat spectrum scherper pogen te markeren.

De man en zijn werk
Predikant Herder (1744-1803) kwam al op jonge leeftijd in Koningsbergen terecht waar hij colleges van Immanuel Kant volgde. Hoewel hij dankbaar bleef voor Kants socratische onderwijs, raakte hij mede door zijn anti-autoritaire temperament snel in een polemiek met de rationalist verwikkeld. Herders belangrijkste leermeester was echter de theo loog en taalkundige Johann Georg Hamann wiens denken – na een bekering – een anti-rationalistische inslag had. Elk mens wordt geboren in een lokale taal-werkelijkheid waarop denken, voelen en doen zijn aangewezen. Via Hamann kon Herder in Riga aan de slag als onderwijzer. Hij stortte zich daar in het literaire leven van de elite, maar keerde zich af van de Pruisische dominantie over de Baltische volken.

Meer info
3,90
Column - Hechtwerk

Column - Hechtwerk

De dokter tekende het voor me uit. Rondom het kwaadaardige plekje op mijn rechterslaap zou ze een ellipsvormige incisie maken waarbij de uiterste wondranden elkaar in een boog zouden raken. Zo kon ze de kwade cellen er makkelijk uithalen, om daarna de wond te sluiten met een rijtje hechtingen. Ik moest me vooral geen zorgen maken, hiermee zou het kwaad zijn opgelost en ik zou enkel een dun lijntje overhouden, dat grotendeels in de kraaienpootjes rond mijn oog zou opgaan. Maar ik vond het toch wel een groot ding, in ieder geval in letterlijke zin, ik kreeg er even een derde oog bij leek het, waaruit vervolgens het cruciale midden werd verwijderd, om daar een gat achter te laten dat naarstig werd toegedekt. Het verliep allemaal volgens plan en naderhand vroeg ik me af waarom ik zo lang had gewacht met naar de huisarts te gaan. Maandenlang liep ik rond met een wondje dat maar niet genas en dat was ongebruikelijk voor mijn huid. Maar ik dacht telkens, tegen alle logica in, dat het wel vanzelf zou overgaan.

Terwijl ik nog rondliep met wel negen hechtingen en indrukwekkende sluitpleisters, keek ik sinds lang weer eens naar de fantastische filmserie The Lord of the Rings. Ik had ‘m ooit in de bioscoop op groot doek gezien, en later nog eens op ouderwetse DVD’s, nu huurde ik ‘m bij Pathé online. In de familie van W. is het een beroemd verhaal, ze waren er als kinderen mee opgegroeid, hun vader las ze er lang uit voor en ik kreeg de drie boeken als welkomstgeschenk bij mijn eerste bezoek aan hen thuis. 
Het epische werk, geschreven door de taalkundige professor J.R.R. Tolkien, dateert uit de periode tussen 1937 en 1949; het meeste ervan ontstond tijdens de Tweede Wereldoorlog. Het verhaal gaat over de bijna onmogelijke missie van een jonge Hobbit (een kabouterachtig volkje) om een gouden ring met verwoestende krachten terug te brengen naar de Mountain of Doom in Mordor waar Sauron, de Heer van het Kwaad, hem had gesmeed. In de geest van Sauron was zijn handlanger Saruman bezig om met een gigantische machine monsterachtige wezens (Uruk-hai) te creëren met maar één gezamenlijk doel: de totale vernietiging van de mensheid. De natuur wordt verwoest, steden kapot gemaakt, mensen vermoord, de wereld ligt in puin. Overal heerst haat. Al het geweld kan maar door één ding gestopt worden: het laten oplossen van de Ring in het vuur van de Mountain of Doom. Dat is de opdracht van de kleine kwetsbare hobbit Frodo Balings, die op blote voeten dwars door de onherbergzaamste plekken trekt. Van veraf ziet hij telkens het Boze Oog van Sauron, een rode vuurmassa rond een zwarte ellips, aan wiens blik hij moet zien te ontsnappen. Meermaals valt de kleine Frodo, met een hart en moed uit duizenden, bijna ten prooi aan de verleiding van de macht van de Ring, die aan een ketting om zijn hals hangt. Dan wordt hij vals en hebberig en onbenaderbaar. Maar uiteindelijk bereikt hij toch, totaal uitgeput, de plek waar hij de Ring kan laten vallen, de oplossing voor al die haat. We zien een kleine kwetsbare jongen staan op een ver uitstekend rotsplateau boven een immense vuurzee. Om hem heen is het één grote grauwe woestheid, het donderend geraas van de vernietigingsmachine is vlakbij, het Boze Oog schittert vervaarlijk in de verte. Híervoor heeft hij de hele tocht ondernomen, hier was het om begonnen, hier kan het geweld eindelijk eindigen. 
Maar Frodo aarzelt. Hij zwalkt op de rand, en voelt plotseling de hevige trek naar de macht van die kleine gouden Ring die een deel van hem is geworden. Zijn reisgenoot Sam staat een paar passen achter hem en kan dit niet geloven en smeekt Frodo om de ring te laten vallen. En ook ik riep vanaf de bank naar het scherm: ‘Do it Frodo! Please dó it!’

Meer info
Gratis
Door kunst met de wereld samenkomen

Door kunst met de wereld samenkomen

Op dinsdag 1 oktober 2024 ging een langgekoesterde wens in vervulling. Ik kreeg na 40 jaar onderwijservaring de gelegenheid de praktijk en betekenis van kunst in onderwijs breed onder de aandacht te brengen met het symposium ‘Kunst in Onderwijs’1, gehouden op het Vathorst College te Amersfoort. Vooral het voorbereiden, maken en presenteren van de gelijknamige documentaire die er in première ging gaf mij voldoening. Ruim tien jaar eerder was ik al van plan een festival te organiseren over zinvol en duurzaam muziekonderwijs in de Kunsthal te Rotterdam. Een diefstal van kunstwerken strooide toen roet in het eten. In een heel andere vorm en met een bredere inhoud kwam die bijeenkomst er nu dus alsnog.

Voor mij spelen al vele jaren de termen zinvol en duurzaam een rol als ik bedenk waaraan muziek- of kunstonderwijs zou moeten bijdragen. Het gaat bij zinvol om zin in de breedste zin van het woord, om zin hebben, zin geven, zintuigen, zinspelen, zinrijk, zindelijk, zinderend, zinnelijk, bestaanszin, evenwichtszin, waarheidszin, gemeenschapszin. Zin-vol staat voor een rijke ontwikkeling van het gevoel door belevingen en ervaring die ertoe doen. Duurzaam heeft te maken met de betekenis die dat zin-geven voor de wereld heeft en houdt. Het is een veelgebruikte term en in dit betoog is het begrip ecologisch welhaast beter. Eco komt van het Griekse oikos dat woning betekent. Duurzaam in de betekenis van ecologisch houdt voor mij in dat bij het leren kennen van de wereld impliciet het zorg dragen voor de wereld hoort, ervan leren houden en er verantwoordelijkheid voor willen dragen.

Mijn onderwijsloopbaan begon in een vrijebasisschool waarin ik 8 jaar lang de gelegenheid kreeg kunstzinnig onderwijs vorm te geven. Ik zag dat niet alle kinderen de kans kregen naar de vrijeschool bovenbouw (VO) door te stromen en was daarom betrokken bij de oprichting van een praktische leergang, een VO school waarin het leren begint bij maakprocessen. Toen ik de kans kreeg muziekdocent te worden op een vrijeschool voor VO, stapte ik over. Gedurende 15 jaar heb ik met veel plezier muzieklessen gegeven en mooie producties op de planken gezet. Al die ervaring heb ik mee kunnen nemen toen ik werd gevraagd docent te worden op de opleiding docent muziek van Hogeschool Helicon, later Hogeschool Leiden. Ik heb vaak op de werkvloer meegemaakt wat het met kinderen, leerlingen en studenten doet om met kunst bezig te zijn. Dat voedde mijn inzichten en overtuigingen. Die wilde en wil ik graag delen.

Meer info
3,90
Harry Kunneman: Een filosofisch-praktisch profiel

Harry Kunneman: Een filosofisch-praktisch profiel

Henricus Petrus Johannes Maria (Harry) Kunneman is wellicht de bekendste filosoof van de Universiteit voor Humanistiek (UvH). Hij was erbij toen de universiteit gesticht werd, was een van de eerste rectoren en hij was ook de Habermas-kenner bij uitstek op het moment dat de Duitse filosoof het hoogtepunt van zijn carrière bereikte. Zijn inzet voor normatieve professionalisering niet alleen van het humanistisch raadswerk, maar van alle organisaties waar mensen samen aan waarden werken, bracht zijn ideeën van de universiteit naar het maatschappelijke middenveld. Nu nog, jaren later, als je het over de UvH hebt, komt de naam Kunneman snel naar voren, net alsof de twee onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn. Ik heb Harry altijd geassocieerd met de slogan: ‘De mooiste studie is de mens’. Het is dan ook met plezier en met een vleugje nostalgie dat ik hier in dit jubileumnummer van Waardenwerk terugblik op honderd jaar Kunneman.

De titel die ik gekozen heb is een variatie op de Philosophish-politische Profile van Jürgen Habermas (1971), een portrettenbundel met teksten over filosofen (van Heidegger tot Gadamer, van Jaspers tot Arendt en van Adorno en Horkheimer tot Marcuse) die zijn werk op een of andere manier beïnvloed hebben. In dit stuk wil ik een filosofisch-praktisch profiel opstellen van mijn voormalige baas en leermeester in drie periodes: de Habermas-periode (1980-1990), het post-modernisme (1990- 2010) en het biotisch perspectief (2010-2025). Aangezien ik momenteel geen toegang heb tot Kunnemans boeken – ik ben in Hamburg en mijn bibliotheek is in Rio de Janeiro – heb ik besloten om zijn werk te ontsluiten door verwijzing naar een aantal sleutelteksten. Die zijn in de bibliografie opgenomen. De intellectuele reconstructie van zijn werk is gebaseerd op dertig jaar lectuur van en discussie met Harry.

Kunnemans werk wordt gekenmerkt door systematiek, metaforiek en betrokkenheid. De systematiek komt van Habermas. Kunneman mag afscheid genomen hebben van zijn leermeester, helemaal postmodern is hij nooit geworden. Hij blijft constant zoeken naar een denken dat terzelfdertijd staat als een kast en draait als een molen. Hij heeft Habermas vervangen door Paul Ricoeur en dan als tegengewicht tegen beide Michel Foucault, Jean-François Lyotard en Judith Butler ingebracht. Of het nu gaat om het samen denken van arbeid en interactie, taal en geweld, complexiteit en identiteit of humus en humaniteit, steeds weer zoekt hij naar een manier om de tegen stellingen te laten draaien zonder in de geslotenheid van de dialectiek te belanden. Net als bij Adorno en Lyotard is het de strijd tegen het systeem dat de systematiek van zijn denken bepaalt. Kunneman is de man van de metaforen: niet alleen waarheidstrechter, theemutskultuur, walkman ego, taalstoel, dikke-ik, trage vragen en moeras. De metafoor zelf werd via het latijn (ferre-tuli-lato) ontplooid in een coherente serie met multipele varianten van inter, para, meta en andere transferenties. In dit opzicht lijkt hij bij momenten op Edgar Morin. Zijn leerstoel aan de Universiteit voor humanistiek was praktische filosofie. De aansluiting tussen theorie en praktijk is zelf praktisch en veronderstelt betrokkenheid bij de ander, kritisch engagement in organisaties en inzet voor het maatschappelijk welzijn. Filosofie, dat doe je! Humanist dat ben je! En mens word je pas helemaal als je uiteindelijk de wijsheid verpersoonlijkt in je dagelijkse denken en leven.

Meer info
3,90
Het Zoute Gordijn

Het Zoute Gordijn

Toen ik in de nadagen van februari 2025 bij toeval de website van de Guardian opende, zag ik een typisch, rood bolletje knipperen, naast een kop in rode koeienletters. Men was live omwille van belangrijke zaken. Aan de nauwkeurige tijdlijn die onder de roeptoeterende kop voortrolde, zag ik dat Zelensky in Washington was en dat in het Witte Huis een persconferentie gaande was. Matig geprikkeld opende ik de livestream, nam kennis van de gebeurtenissen en voelde al snel mijn ogen wat glazig worden van ongeloof. Ik, en met mij de wereld, werd daar geconfronteerd met de meest burleske politieke wanvertoning die ik in tijden gezien heb, uitgenomen misschien de wurgsessies die Poetin met zijn generaals op Russische tv opvoert.

Vance en Trump zaten op geelgouden fauteuils, terwijl rechts van Trump Zelensky in eenzelfde stoel zat. Zij strak in het pak, hij in een trui met gestikt embleem van Oekraïne. ‘Heb je wel dankjewel gezegd?!’ bulderde Vance. ‘Dat heb ik!’ spuwde Zelensky. ‘Je speelt met de derde wereldoorlog. Je speelt met de levens van miljoenen’ gaf Trump hem met opgeheven vinger te kennen. Het was pandemonium. Ik wist in ieder geval niet meer hoe ik het had en wist niet of verbijstering, cynisme of schaterlachen gepast was. Was deze gebeurtenis zo doorzichtig als ze leek? Vielen hier maskers af of werd een slimmer, politiek opportuun spel gespeeld? Werd hier de definitieve breuk tussen West en West, tussen Amerika en Europa bestendigd; werd de Atlantische Oceaan op dat moment een Zout Gordijn?
 
Het liep al met al uit op een wanvertoning zonder weerga. De machtige inspanningen van volken en continentstaten, de offers van honderdduizenden jonge vrouwen en levens van met name mannen, eeuwen aan politiek en diplomatiek erfgoed: het lag allemaal als een geslagen hoer op straat, en leek ervan af hankelijk of president Zelensky bereid was zich koest te houden en door de knieën te gaan, of dat president Trump en vicepresident Vance hun trots in konden slikken en de zaak laten bekoelen in plaats van opblazen.

Meer info
3,90
In gesprek over het heersende zingevingsdiscours

In gesprek over het heersende zingevingsdiscours

Eind 2023 had ZonMw een debat georganiseer over de volgende vraag: het meten van effecten van geestelijke verzorging en aandacht voor zingeving – is dit zinvol? Die vraag was in het verslag herschreven tot: hoe zinnig is het meten van zingeving? Er waren verschillende sprekers die woorden gaven aan hun antwoord, achtereenvolgens: de directeur van de beroepsvereniging van geestelijk verzorgers (VGVZ), een docent en onderzoeker van de master Geestelijke Verzorging1 aan de RUG, een lid van de ZonMw-programmacommissie ‘Zingeving en Geestelijke Verzorging’, de hoogleraar Humanistische Geestelijke Verzorging aan de UvH en de hoogleraar Zinnige Zorg van Amsterdam UMC.

Voor nummer 96 van Waardenwerk had ik een reactie geschreven op dit debat, ook met als titel ‘Hoe zinnig is het meten van zingeving?’. Mijn antwoord liet ik voortvloeien uit de beschrijving van een ontwikkeling die ik signaleer in ons levensbeschouwelijke landschap. Ik constateer dat er een nieuw discours is gaan heersen in onze samenleving, door mij benoemd als het zingevingsdiscours, waar in mijn ogen allerlei vraagtekens bij te plaatsen zijn. Ik had mijn tekst opgebouwd door eerst te onderzoeken waar de waarde van het zingevingsdiscours in schuilt (meedenken), dan wat er op tegen is (tegendenken) en ten slotte welke manier van denken en organiseren een goed alternatief zou kunnen bieden (omdenken).

Ik had die tekst bedoeld als opstapje voor een voortgaand debat en heb geprobeerd om er reacties op te krijgen van anderen die spraken tijdens de ZonMw-bijeenkomst. Anja Visser, destijds de tweede spreker, toonde zich daartoe bereid. Haar reactie is gepubliceerd in nummer 97 van Waardenwerk en heeft als titel: ‘Of het meten van zingeving zinnig is, hangt af van wat je meet’. Visser spitste zich toe op het doen van effectonderzoek bij geestelijke verzorging. Terwijl ik had beargumenteerd waarom ik daar geen voorstander van ben, liet zij zien waarom ze dat wel is.

Nu, voor jubileumnummer 100, ging ik met Sylvie de Kubber in gesprek over het heersende zingevingsdiscours. Zij is een interessante gesprekspartner in dit verband omdat ze als geestelijk verzorger lid is van onze beroepsvereniging en ze tevens docent is aan de Universiteit voor Humanistiek. Zodoende is zij betrokken bij enkele van de organisaties die waren vertegenwoordigd tijdens het ZonMw-debat.

Meer info
3,90
Juryrapport

Juryrapport

De oproep van de redactie van het jubilerende ‘Waardenwerk’ was om een essay in te sturen over de vraag ‘Hoe democratische waarden te versterken (zijn) in het licht van de zichtbare ondermijning daarvan ?’. De jury – Floor Basten, Sylvia Borren en Pieter Ippel – kreeg elf bijdragen voorgelegd. De voornaamste maatstaf was of de kernvraag – op welke manier in deze tijd democratische waarden worden versterkt – op een goede en creatieve wijze van een antwoord was voorzien. We wilden dus meer dan louter analyse van een teloorgang.
Naast dat inhoudelijke criterium, keken we naar de helderheid van de argumentatie, de kwaliteit van de stijl en de originaliteit van de gedachtegang. We vonden het opvallend om te zien dat de verwarrende eerste maanden van 2025 hun weerslag kregen in de toon en inhoud van de essays. Vooral de ongehoorde ingrepen van de pas aangetreden president Trump, maar ook de wrede oorlogen in Oekraïne en in Gaza kwamen vaak ter sprake. Een aantal bijdragen was doordrenkt van somberheid en pessimisme. Sommige schrijvers bleken beter in donkere diagnostiek, andere in het in herinnering roepen van eerdere filosofische en opvoedkundige opvattingen. We misten soms actuele sociaal-politieke verbeeldingskracht.
Eigenlijk was iedereen het er over eens dat simpele oplossingen of aansprekende ‘quick fixes’ niet voorhanden zijn. Alle elf auteurs/ denkers, die zich aan de opdracht van de wedstrijd waagden, verdienen complimenten voor hun moed om dit vraagstuk aan te gaan.

Toch waren we het als jury tamelijk snel eens over de drie meest verdienstelijke en meest aansprekende essays.

Op de derde plaats komt het verhaal ‘Democratische waarden: doe het!’. Het stuk begint met een korte analyse van de scherper geworden ongelijkheid, nationaal en internationaal. Te grote economische verschillen tasten het noodzakelijke weefsel van maatschappelijk vertrouwen aan. Kleinschalige initiatieven van-onderop, zoals een horizontale dialoog in burgerberaden en samenwerkings-projecten op het gebied van regeneratieve landbouw kunnen als broedplaatsen voor opbouw van nieuw vertrouwen gaan fungeren. Een pleidooi om van democratisch ‘praten’ op alle niveaus over te stappen naar democratisch handelen: samen oplossingen vinden en doen.

Meer info
3,90
Muzisch werken in het onderwijs (2) - Inleiding

Muzisch werken in het onderwijs (2) - Inleiding

In het vorige nummer van Waardenwerk verscheen een themadeel onder de noemer ‘Muzisch werken in het onderwijs’. De bijdragen aan het themadeel hadden tot doel om te verkennen op welke manier de kunsten kunnen helpen bij de zo belangrijke oefening in ontvankelijkheid, bij het onder ogen zien van de chaos en het verkennen van nieuwe manieren van samenleven. Kunst kan je helpen om je open te stellen voor wat is, om op een milde of scherpe manier te worden geconfronteerd met wat je altijd voor waar hebt aangenomen, om jezelf opnieuw uit te vinden, of te herontdekken wat je bent vergeten.
In dit nummer volgen nog twee bijdragen die onderzoeken wat de plaats en betekenis is van muzisch werken in het onderwijs. In zijn artikel blikt Reyer Ploeg terug op veertig jaar als docent kunstzinnig onderwijs. Zijn loopbaan kreeg afgelopen najaar een prachtig slotakkoord in de vorm van een symposium Kunst in Onderwijs. Het symposium vormde tevens de afsluiting van een onderzoek naar de manier waarop middelbare scholen kunst centraal stellen in hun onderwijsprogramma en wat de betekenis daarvan is voor alle betrokkenen. Ploeg deed zowel kwalitatief als kwantitatief onderzoek op drie middelbare scholen en legde daarbij contact met een groot aantal docenten en leerlingen. Een van de meest opvallende uitkomsten van zijn onderzoek was dat kunstonderwijs allereerst en in hoge bijdraagt aan het welzijn van leerlingen.
Kunstvakken verminderen stress, verhogen motivatie, zin in leren en leven, dragen bij aan zelfvertrouwen, zelf kennis en gevoel van vrijheid. Voor het welzijn van leerlingen zijn juist kunstvakken kernvakken. Ploeg concludeert er redenen genoeg zijn om kunstonderwijs een belangrijke plaats te geven in het curriculum. En dat niet alleen met het oog op het welbevinden van leerlingen, maar ook voor de wereld waar zij onderdeel van zijn: ‘Goed kunstonderwijs draagt ertoe bij dat jonge mensen met het ontmoeten van de wereld zichzelf verrijken en verruimen en dat zij daarbij de wereld (her)scheppen, er gevoel en verantwoordelijkheid voor ontwikkelen en hun vitale hulpbronnen aanboren en versterken.’
Het tweede artikel is mijn bespreking van Ontvankelijkheid en Stappen in het onbekende, twee boeken die Bart van Rosmalen vorig jaar min of meer tegelijkertijd publiceerde. 
Net als Reyer Ploeg kijkt Van Rosmalen terug op een loopbaan waarin kunst en onderwijs bepalende parameters zijn geweest. Hij was cellist en daarnaast gedurende tien jaar lector Kunst en Professionalisering bij de Hogeschool voor de Kunsten in Utrecht. Zijn werk is een intense en speelse poging om ontvankelijkheid bij zijn lezers aan te wakkeren en stappen in het onbekende te zetten. Dat is nodig, want het idee van een maakbare wereld is volgens Van Rosmalen verleden tijd. We hebben geen pasklare antwoorden meer. Daarom wil hij weg van de krampachtige focus op snelle oplossingen en uitnodigen tot meervoudig kijken. Want alleen op die manier kun je vatbaar worden voor wat je raakt, voor wat groter is dan jijzelf. In mijn bespreking onderzoek ik de betekenis en relevantie van deze benadering voor de wereld van het onderwijs, aan de hand van actuele voorbeelden uit het onderwijsonderzoek.

Meer info
Gratis
Naar een humanistische kosmologie?

Naar een humanistische kosmologie?

Door mijn loopbaan, die bij een leraarschap exacte vakken in combinatie met filosofie begon, ben ik geïnteresseerd geraakt in de werelden mensbeelden die in exacte disciplines, meestal impliciet, voorondersteld zijn. Door hun successen en gezag hebben exacte disciplines die vooronderstelde wereld- en mensbeelden mede in stand gehouden en bevorderd, en doen dat grotendeels nog steeds, ook al is er gelukkig -ook in exacte kringen- een tegenbeweging op gang gekomen. Die tegenbeweging is hard nodig gezien de ecologische rampen die wij over onszelf afgeroepen hebben, en nog steeds afroepen. Als oud-leraar in deze vakken voel ik mij zelfs ‘medeplichtig’ op dat punt.

Tegen die achtergrond ervoer ik het boek van Thomas Hertog, met de titel ‘On the Origin of Time. Stephen Hawking’s Final Theory’, als een hoopgevend teken van die opkomende tegenbeweging. In dat boek doet Hertog verslag van zijn twintigjarige samenwerking met Stephen Hawking tot aan diens overlijden in 2018. In die samenwerking voelden Hertog en Hawking (voortaan H&H) zich genoodzaakt tot een fundamentele herziening van de kosmologie. Die herziening betrof zowel de natuurkundige grondslagen van de kosmologie alsook de vertrouwde wereld- en mensbeelden die daarmee samenhangen. Kortom, het was een herziening die als een echte paradigmashift gekenmerkt kan worden. In het voorwoord typeert Hertog hun nieuwe kosmologie als humanistisch en als een krachtige reflectie op de vraag ‘what it can mean to be human in this biofriendly cosmos, as stewards of planet earth’.

Een bijzonder kenmerk van Hertogs boek is, dat hij de verschillende lagen van zijn samenwerking met Hawking onderling verweeft. Door de persoonlijke laag van zijn groeiende vriendschap met en bewondering voor Hawking, weeft Hertog de rode lijn van de theoretisch- fysische ontwikkeling van de moderne kosmologie, en de filosofisch-levensbeschouwelijke rode lijn van wereld- en mensbeelden. De verwevenheid van die drie lagen heb ik zeer gewaardeerd, en daarbij met name dat H&H de onderlinge verwevenheid van wetenschap met wereld- en mensbeelden, ook in de kosmologie, duidelijk agenderen. Daarom zal ik in dit artikel uit het betoog van Hertog vooral belichten wat de verschuivingen in wereld- en mensbeelden inhouden, die naar hun inzicht samenhangen met de nieuwe uitgangspunten die kosmologie als wetenschap nodig heeft. Daarbij zal ik tenslotte over de verwevenheid met een humanistische levensbeschouwing kritisch meedenken, omdat duidelijk zal worden dat het werk van H&H, als ‘work in progress’, op dit vlak correctie en aanvulling nodig heeft.

Meer info
3,90
Preventie gaat uiteindelijk om bestaanszekerheid

Preventie gaat uiteindelijk om bestaanszekerheid

Carla Kolner heeft met haar proefschrift ‘Rechtvaardige Preventie’ een nieuw standaardwerk geschreven op het gebied van public health. In het boek wordt een interessante historische analyse gemaakt van de ontwikkeling van public health in Nederland. Hoewel onze gezondheidszorg op een hoog peil staat is er op publieke gezondheid wel het een en ander aan te merken. Zo blijken ondanks allerlei wisselende beleidsinterventies echte preventieve effecten op het gebied van fysieke en mentale gezondheid uit te blijven. Inmiddels worden we steeds dikker, bewegen we te weinig en neemt mentale gezondheid alarmerende proporties aan. Zo heeft de huidige nadruk op leefstijlinterventies vooralsnog weinig effect. Kolner geeft aan dat het beleid teveel op het gedrag van de individuele burger is gericht en voorbij gaat aan de feitelijke determinanten van gezondheids- en welzijnsproblematiek, zoals armoede, slechte huisvesting, luchtvervuiling en stressvolle omgevingen.

Ook bij het beleid ten tijde van de Covidpandemie kunnen veel vraagtekens gezet worden, zo blijkt uit een andere analyse in het boek. Dit geldt o.a. de sociale schade die vooral is veroorzaakt door de sociaal beperkende maatregelen. De vele deelstudies waaruit het boek bestaat illustreren dat preventie een zeer heterogeen en complex onderwerp is, en verder gaat dan alleen ‘het voorkomen van ellende of meer ellende’. Uit de historische beleidsanalyse blijkt dat het overheidsbeleid al decennialang gericht is geweest op het terugdringen van gezondheidsverschillen, maar dat de aanpak telkens weer wat anders was en we momenteel nog steeds hiermee bezig zijn, met zo concludeert Kolner, te weinig duurzame investeringen, een te individuele focus, de blik te weinig gericht op ziekmakende factoren op samenlevingsniveau en feitelijk weinig resultaat.

Kolner stelt heersende preventieparadigma’s ter discussie en houdt een stevig pleidooi voor een sociale benadering van preventie. En deze benadering moet vooral waarde geladen zijn. Vanuit het kader van ethiek (waardenwerk) en mensenrechten vult zij dit in met het begrip rechtvaardige preventie. Wat triggert is het begrip “rechtvaardige preventie”. De auteur presenteert een tamelijk omvangrijke definitie, die heel veel – maar tamelijk verschillende – elementen bevat waarover zij ons uitdaagt over na te denken.

Meer info
3,90
Redactioneel Waardenwerk 100

Redactioneel Waardenwerk 100

Met dankbaarheid en gepaste trots, leggen wij onze lezers het 100e nummer voor van het tijdschrift Waardenwerk /Tijdschrift voor Humanistiek (waaruit Waardenwerk is voortgekomen).1 Die dankbaarheid geldt in de eerste plaats onze vele auteurs, maar ook onze uitgever Paul Roosenstein – die al die jaren het tijdschrift enthousiast heeft gesteund en praktisch mogelijk heeft gemaakt. Vervolgens alle redactieleden die als vrijwilligers het beoordelen en bijslijpen van zoveel interessante en relevante artikelen op zich hebben genomen. En tenslotte natuurlijk onze lezers, waarvan velen ons door de jaren heen trouw zijn gebleven. En we zijn trots op het feit dat we honderd waardevolle nummers hebben kunnen maken – bij elkaar zo’n dertig duizend pagina’s – waarvan een flink deel de tand des tijds met gemak doorstaat.

Terugkijkend is er in de loop der jaren een duidelijke verschuiving opgetreden in de toonzetting van de bijdragen aan ons tijdschrift. In de eerste jaren na de eeuwwisseling was die toonzetting nog min of meer optimistisch. Dat optimisme heeft al jaren plaatsgemaakt voor steeds grotere zorgen over de huidige wereldsituatie en over de toekomst van de planeet. In de eerste maanden van het tweede presidentschap van Donald Trump is daar ongeloof bijgekomen en  zelfs verbijstering. Hoe is het mogelijk dat humanitaire, democratische en ecologische waarden met zoveel gemak opzijgeschoven kunnen worden? Hoe is het mogelijk dat iedereen die zijn stem verheft tegen de dictatoriale ontwikkelingen in de Verenigde Staten via intimidatie en presidentiële decreten tot zwijgen gebracht dreigt te worden – van activisten, kritische journalisten en rechters, tot lastige senatoren en gerenommeerde advocatenkantoren?

In de jaren tachtig van de vorige eeuw heeft Jürgen Habermas een spraakmakend opstel geschreven met als titel ‘De nieuwe onoverzichtelijkheid’. In reactie op het postmoderne relativisme dat toen furore begon te maken, brak hij daarin een lans voor de waarde en de onvervangbaarheid van de sociaaldemocratische rechtstaat. Inmiddels zou een vervolg op dat artikel heel goed ‘De nieuwe verbijstering’ kunnen heten. Daarin zou het ongeloof centraal kunnen staan over de kwetsbaarheid van democratische instituties en over het gemak waarmee de superrijken niet alleen elementaire vormen van solidariteit en maatschappelijke rechtvaardigheid aan hun laars kunnen lappen, maar ook blijven verkondigen dat de ecologische destructie die inmiddels overal op de wereld zichtbaar is, een verzinsel is van mensen die het spoor bijster zijn. ‘Drill baby, drill’.

Meer info
Gratis
Response to Dr Richard Brons

Response to Dr Richard Brons

First of all, I would like to thank Dr Richard Brons for his review of my book Recursivity and Contingency (2019), as well as his introduction of my work in general to the Dutch speaking readers. This response doesn’t aim to defend against his readings but as an appreciation of his generosity of opening my work to a Lyotardian critique on the question of ethics, to which I am obliged to reply. Recursivity and Contingency is a project that started more than a decade ago and it has so far resulted in a trilogy, consisting of Art and Cosmotechnics (2021) dedicated to art/aesthetics and technology, and Machine and Sovereignty (2024) dedicated to political philosophy and technology. The trilogy has the aim to re-read the history of modern European philosophy as a history of epistemologies, with Kant as its most profound and systematic thinker. This interpretation, as I have so hoped, would allow us to understand the obsoleteness of certain concepts and disputes that are often recycled in the contemporary philosophical discourses, such as machine versus living being, mechanism versus organism, monarchy versus democracy and so on so forth. This project is in itself a deconstruction of these philosophical narratives in order to shed light the “paralogical” discourses that are yet to be made adequate to address the challenges in our time. This could be recognized as an ethical dimension of the project en gros, and it is more specifically expressed in what I call technodiversity. 
The concept of technodiversity originated from a project that I started much earlier, and it was explained in The Question Concerning Technology in China. An Essay in Cosmotechnics (2016), a book that responds to Heidegger’s 1949/1953 Die Frage nach der Technik. If there is a relation between technodiversity and le différent, it is because technodiversity questions the so-called philosophy of technology which has been so far presented as a Western cannon. When we read treatises on philosophy of technology, we often come across an interpretation from Prometheus to Heidegger. This discourse undermines the non-European thoughts in the process of modernization, in which technology has been considered as universal and more and more homogenous. This is exactly what we are witnessing today, and that we need to challenge in order to renew and reinvent our philosophical concepts. In this sense, the Lyotardian différent, as an attempt to make intelligible the sufferance of injustice within the dominant legal or political framework, is already present since the beginning of this initiative and it calls for the reworking on the relation between philosophy and technology, instead of stopping at a postcolonial and historical critique.

Meer info
3,90
Verpleegkundige, terug naar de basis met de kennis en ervaring van projectleider, manager, directeur.

Verpleegkundige, terug naar de basis met de kennis en ervaring van projectleider, manager, directeur.

Op LinkedIn lazen we een nieuwe ‘header’ van Hanneke Snellen, waarin ze zegt: ‘verpleegkundige terug naar de basis met de kennis en ervaring van projectleider, manager, directeur’. Die beweging in haar loopbaan trof ons en we nodigden haar uit voor een interview. Op een koude winterdag in het begin van het nieuwe jaar hadden we een boeiend gesprek over haar verschillende stappen en de functies die ze in haar loopbaan heeft vervuld. Ze vertelde gepassioneerd over haar ervaringen, wat haar is opgevallen vanuit de uiteenlopende functies en perspectieven in de zorg en wat ze ervan heeft geleerd. We nodigen je graag uit het verhaal van deze reis van haar ruim 40-jarige loopbaan mee te lezen!

Hanneke, je bent in 1983 begonnen als verpleegkundige, vervolgens heb je andere stappen gezet, onder andere bedrijfseconomie gestudeerd en verschillende functies in diverse organisaties vervuld. Nu, bijna aan het eind van je loopbaan, ben je teruggegaan naar het vak van verpleegkundige. Vanwaar deze stappen? Wat neem je nu als verpleegkundige mee vanuit je kennis en ervaring van het leidinggevende niveau? En hoe kijk je nu, vanuit je functie als verpleegkundige, naar die leidinggevende functies?

HS: Ik ben altijd een ‘hands on manager’ geweest. Meestal in kleinere organisaties, waar de functiebeschrijvingen wat fluïde zijn, omdat het kleinere teams zijn. 80% van je werk is volgens je functieomschrijving, maar je moet meedoen in het geheel, anders gaat het niet werken. Bijvoorbeeld het optuigen van de kerstboom – dat staat niet in een functieomschrijving. Wie tuigt de kerstboom op? 
Simpel, degene die moet werken. Dat is altijd mijn leidraad geweest: je moet zelf bereid zijn je handen uit de mouwen te steken. Vervolgens ga je na of je daarvoor iets moet regelen: is het incidenteel, dan is het prima; maar ben je structureel buiten je functie aan het werk, dan gaan we kijken hoe dat kan: ligt het aan de persoon of ligt het aan de organisatie? Ik ben al vrij snel in management-achtige trajecten terecht gekomen. Ik ben opgeleid als HBO-verpleegkundige. In de jaren 80 was er geen werk voor verpleegkundigen, je kreeg geen vaste baan, dus ik heb eerst voor het uitzendbureau gewerkt. Mijn laatste stage tijdens de opleiding was in de wijk en de hoofdwijkverpleegkundige had gezegd: je mag terugkomen, maar pas over een jaar, ik wil dat je eerst meer werkervaring opdoet. Dat heb ik gedaan als uitzendkracht in een verpleeghuis en een aantal ziekenhuizen. Vervolgens heb ik twee jaar als wijkverpleegkundige in Zaandam gewerkt; dat was in een migrantenwijk met een aantal grote flats. Ik liep er met een tas vol met vertalingen, om bij mensen van allerlei verschillende nationaliteiten binnen te komen. Daarna ben ik naar Brabant verhuisd en werd ik wijkverpleegkundige in twee kleine dorpen.

Meer info
3,90
Waarover men niet spreken kan

Waarover men niet spreken kan

Een paar maanden geleden verzorgde ik eenm asterclass voor een groep schoolleiders over onderwijs voor een ongekende tijd. Nadat we uitvoerig met elkaar hadden gesproken over de betekenis van klimaatverandering, digitalisering en polarisatie voor het denken en handelen van schoolleiders, stelde een van de deelnemers voor om de bijeenkomst te onderbreken door samen te luisteren naar muziek. Ze koos voor het stuk 4’33” van John Cage.

Toen werd het stil.

Ik hoorde geschuifel, geritsel, het geluid van de airconditioner, het toeteren van een auto. En ik hoorde mijn eigen adem, zacht maar nadrukkelijk. 

Was de afwezigheid van muziek de voorwaarde om opmerkzaam te zijn?

Jazeker, zou Bart van Rosmalen zeggen. Maar het is niet altijd gemakkelijk of vanzelfsprekend om die leegte en stilte toe te laten. Toen hij in de jaren ‘90 als cellist bij de radio werkte, wilde hij 4’33” graag een keer uitvoeren.
Maar omdat de stilte langer dan een halve minuut zou duren, werd het door de eindregie opgevat als een crisis, alsof de radio-uitzending door infiltranten zou zijn overgenomen. Het stuk kon alleen worden uitgevoerd als er voldoende achtergrondgeluid zou klinken. Uiteindelijk voerde Van Rosmalen het stuk daarom uit van onder een paraplu in de regenachtige tuin van een landhuis (Van Rosmalen 2024a).

Ontvankelijkheid
Het is veelzeggend dat Van Rosmalen, naast cellist tot vorig jaar lector Kunst en Professionalisering bij de Hogeschool voor de Kunsten in Utrecht, het stuk van John Cage een paar keer noemt in zijn recente boek Ontvankelijkheid (Van Rosmalen 2024a). Hij is net zozeer geïnteresseerd in de musicerende mens als in de musicus die niet speelt. Over de musicerende mens schreef Van Rosmalen eigenlijk ook al in zijn in zijn proefschrift Muzische professionalisering,
bedoeld voor professionals die eigenzinnigheid en tegenkracht in hun werk willen versterken (Van Rosmalen 2016). Dat zijn mensen die geen genoegen nemen met de bestaande orde, het gegeven protocol of de opgelegde hiërarchie, maar ruimte zoeken om hun professionele handelen uit te breiden, te verbreden en verdiepen, met het oog op maatschappelijke relevantie.

Meer info
3,90
Wij Bioten

Wij Bioten

In dit artikel ontwikkel ik een aanzet tot een biotisch perspectief op het bestaan. Dit biotische perspectief start niet bij de mens, maar bij andere levensvormen (of andere bioten zoals ik liever zeg), in het bijzonder bij alles wat wij met hen delen en wat wij van hen geërfd hebben. Mensen zijn bioot temidden van anderen bioten, zowel de talloze bioten die aan ons vooraf zijn gegaan als degenen die hier en nu met ons samenleven, samenwerken en tegenwerken, zowel in onze lichamen als daarbuiten. Mijn schets van dit biotische perspectief heeft een dubbele inzet.

De eerste inzet is het verbeteren van onze beroerde relaties met andere levensvormen. Dat is primair een praktisch project, in de vorm van het stapsgewijs ontwikkelen en versterken van concrete praktijken waarin gelijkwaardige samenwerking met andere levensvormen centraal staat.Maar dat project heeft ook een belangrijke culturele en filosofische dimensie. Onze relaties met andere bioten zijn de afgelopen eeuwen opgesloten geraakt in het conceptuele keurslijf van de moderne wetenschappen en de daarmee verbonden vanzelfsprekendheid van technische controle over het leven en het werk van andere levensvormen. Dat technisch-wetenschappelijke keurslijf vormt in mijn ogen een belangrijke causale factor in de ecologische rampspoed waar de ontwikkeling van moderne maatschappijen op uit dreigt te lopen. Vanuit dat keurslijf wordt namelijk slechts een beperkt deel aangesproken van het brede spectrum aan relationele mogelijkheden waartoe wij mensen van huis uit toegang hebben: alleen het deel dat in het teken staat van analyseren, verklaren en voorspellen en daarop gebaseerde controlerende interacties. Om de relationele kwaliteit van onze omgang met het leven en werken van andere bioten daadwerkelijk te verbeteren, hebben wij in onze tijd bij uitstek de relationele vermogens nodig die grotendeels buiten werking worden gesteld in het kader van de technisch-wetenschappelijke kennisontwikkeling en de neoliberale kolonisering daarvan. In het licht daarvan beoogt het biotische perspectief dat ik hier wil schetsen een ander vocabulaire en andere grondbegrippen te bieden die gelijkwaardige verbindingen met het leven en werken van andere levensvormen bevorderen, in plaats van hen te objectiveren en op afstand te plaatsen. Ik gebruik het begrip ‘grondbegrippen’ hier niet in de zin van ‘funderende’ begrippen, maar in de zin van ‘aardende’ begrippen.
Dat wil zeggen begrippen die helpen om ‘af te dalen’, zoals Bruno Latour zegt, weg van de mens-gerichte hoogte van de moderne vooruitgang en de ecologische destructie die daar intern mee verbonden is, om ‘op de bodem’ contact te maken met de aarde die ons draagt en met alle bioten die het draagvermogen van de aarde dag in dag uit – tegen de klippen op – in stand houden.

Meer info
3,90