De dokter tekende het voor me uit. Rondom het kwaadaardige plekje op mijn rechterslaap zou ze een ellipsvormige incisie maken waarbij de uiterste wondranden elkaar in een boog zouden raken. Zo kon ze de kwade cellen er makkelijk uithalen, om daarna de wond te sluiten met een rijtje hechtingen. Ik moest me vooral geen zorgen maken, hiermee zou het kwaad zijn opgelost en ik zou enkel een dun lijntje overhouden, dat grotendeels in de kraaienpootjes rond mijn oog zou opgaan. Maar ik vond het toch wel een groot ding, in ieder geval in letterlijke zin, ik kreeg er even een derde oog bij leek het, waaruit vervolgens het cruciale midden werd verwijderd, om daar een gat achter te laten dat naarstig werd toegedekt. Het verliep allemaal volgens plan en naderhand vroeg ik me af waarom ik zo lang had gewacht met naar de huisarts te gaan. Maandenlang liep ik rond met een wondje dat maar niet genas en dat was ongebruikelijk voor mijn huid. Maar ik dacht telkens, tegen alle logica in, dat het wel vanzelf zou overgaan.
Terwijl ik nog rondliep met wel negen hechtingen en indrukwekkende sluitpleisters, keek ik sinds lang weer eens naar de fantastische filmserie The Lord of the Rings. Ik had ‘m ooit in de bioscoop op groot doek gezien, en later nog eens op ouderwetse DVD’s, nu huurde ik ‘m bij Pathé online. In de familie van W. is het een beroemd verhaal, ze waren er als kinderen mee opgegroeid, hun vader las ze er lang uit voor en ik kreeg de drie boeken als welkomstgeschenk bij mijn eerste bezoek aan hen thuis.
Het epische werk, geschreven door de taalkundige professor J.R.R. Tolkien, dateert uit de periode tussen 1937 en 1949; het meeste ervan ontstond tijdens de Tweede Wereldoorlog. Het verhaal gaat over de bijna onmogelijke missie van een jonge Hobbit (een kabouterachtig volkje) om een gouden ring met verwoestende krachten terug te brengen naar de Mountain of Doom in Mordor waar Sauron, de Heer van het Kwaad, hem had gesmeed. In de geest van Sauron was zijn handlanger Saruman bezig om met een gigantische machine monsterachtige wezens (Uruk-hai) te creëren met maar één gezamenlijk doel: de totale vernietiging van de mensheid. De natuur wordt verwoest, steden kapot gemaakt, mensen vermoord, de wereld ligt in puin. Overal heerst haat. Al het geweld kan maar door één ding gestopt worden: het laten oplossen van de Ring in het vuur van de Mountain of Doom. Dat is de opdracht van de kleine kwetsbare hobbit Frodo Balings, die op blote voeten dwars door de onherbergzaamste plekken trekt. Van veraf ziet hij telkens het Boze Oog van Sauron, een rode vuurmassa rond een zwarte ellips, aan wiens blik hij moet zien te ontsnappen. Meermaals valt de kleine Frodo, met een hart en moed uit duizenden, bijna ten prooi aan de verleiding van de macht van de Ring, die aan een ketting om zijn hals hangt. Dan wordt hij vals en hebberig en onbenaderbaar. Maar uiteindelijk bereikt hij toch, totaal uitgeput, de plek waar hij de Ring kan laten vallen, de oplossing voor al die haat. We zien een kleine kwetsbare jongen staan op een ver uitstekend rotsplateau boven een immense vuurzee. Om hem heen is het één grote grauwe woestheid, het donderend geraas van de vernietigingsmachine is vlakbij, het Boze Oog schittert vervaarlijk in de verte. Híervoor heeft hij de hele tocht ondernomen, hier was het om begonnen, hier kan het geweld eindelijk eindigen.
Maar Frodo aarzelt. Hij zwalkt op de rand, en voelt plotseling de hevige trek naar de macht van die kleine gouden Ring die een deel van hem is geworden. Zijn reisgenoot Sam staat een paar passen achter hem en kan dit niet geloven en smeekt Frodo om de ring te laten vallen. En ook ik riep vanaf de bank naar het scherm: ‘Do it Frodo! Please dó it!’