In Care in an Era of New Technologies and Artificial Intelligence (Peeters, Leuven 2025) onderzoekt filosofe en zorgethica Vanessa Nurock of de opkomst van kunstmatige intelligentie niet alleen onze praktische benadering van zorg zou kunnen veranderen, maar ook de aard van onze morele en emotionele relaties. Wat begint als een technische vraag — hoe algoritmen en sociale robots zorgprocessen kunnen ondersteunen — ontvouwt zich geleidelijk tot een fundamentele reflectie over wat ‘menselijkheid’ nog betekent in een tijdperk waarin we doen alsof machines kunnen leren om voor ons te zorgen.
Nurock plaatst de immer versnellende ontwikkelingen in nanotechnologie, biotechnologie, informatiewetenschappen en cognitieve wetenschappen (NBIC) binnen een ruimer historisch transformatietraject. Zij betoogt dat deze innovaties niet neutraal instrumenteel zijn, maar normatief en structureel ingrijpend inwerken op sociale verhoudingen, morele gevoeligheden en democratische structuren. De kernthese van het boek is dat de ideologie van technologische onvermijdelijkheid — geworteld in wat zij de ‘artificialist fallacy’ noemt — moet worden geopponeerd met een alternatief: een politiek van zorg die ethiek, politiek en poëtica met elkaar in dialoog brengt (‘polethics of care’). In deze bespreking worden niet alle facetten van dit belangrijke werk behandeld, maar richt ik mij vooral op het tweede deel waarin Nurock betoogt hoezeer A.I. en menswaardige zorg met elkaar op gespannen voet kunnen staan.
Een poli-ethische beweging: het terugdraaien en omkeren van de Verlichting
Het boek opent met een verstrekkende historische stelling: we maken een technologische en sociale revolutie door die net zo ingrijpend is als de uitvinding van de boekdrukkunst en de opkomst van de Verlichting. Maar in tegenstelling tot die eerdere revoluties, die Nurock associeert met de toename van autonomie en het streven naar democratische gelijkheid dreigt de huidige omkering daarvan juist deze verworvenheden teniet te doen. In plaats van individuen te emanciperen, her-installeren nieuwe technologieën vaak een patriarchale hiërarchie, vergroten ze de ongelijkheid en tasten ze subtiel de fundamenten van menselijke relaties aan.
De kern van Nurocks analyse is de notie van connectie – een genetwerkte vorm van verbinding, koppeling, die fundamenteel verschilt van echte relatie. Connectie is kwantitatief instrumenteel en technologisch makkelijk te systematiseren: het digitale netwerk, de genetische sequentie, de data set. Relatie daarentegen is kwalitatief, wederkerig en ethisch rijk. Het is gebaseerd op empathie, erkenning en wederzijdse verantwoordelijkheid. Moderne NBIC technologieën gedijen op connecties terwijl ze relaties ondermijnen. Ze bieden de illusie van connectiviteit zonder de inhoud van relationaliteit.