Het is mij een grote eer en een nog groter genoegen om de openingslezing te mogen houden op dit bijzondere symposium. Mijn woorden van dank aan de rector en aan alle anderen die deze middag mogelijk maken,zou ik graag bewaren voor het slot van dit symposium, zodat ik meteen naar de inhoud over kan gaan. Voordat ik dat doe ik wil een paar opmerkingen vooraf maken. In de eerste plaats zou ik het heel fijn gevonden hebben om hier uit mijn hoofd te kunnen spreken, in plaats van een geschreven tekst voor te dragen. Vanwege mijn voorliefde voor improviserende uitweidingen, wist ik van tevoren dat ik dan aan het einde van mijn tijd pas op de helft zou zijn van wat ik graag met u wil delen. Vandaar dat ik toch heb gekozen voor het voorlezen van de tekst die ik heb voorbereid. In de tweede plaats heb ik besloten om geen brave lezing te houden maar onomwonden te zeggen wat ik op mijn hart heb. Ik hoef gelukkig geen rekening meer te houden met lange tenen en institutionele machtsverhoudingen en wil vanmiddag graag de vrijheid benutten om een beetje wild te denken. Daar hoort geen powerpoint bij. Maar omdat ik veel wil zeggen in korte tijd, heb ik één dia gemaakt met de opbouw van mijn verhaal.
Normatieve professionalisering in een notendop
Om te beginnen wil ik in kort bestek aangeven wat ik vandaag de dag onder normatieve professionalisering versta. Ik doe dat aan de hand van twee kernideeën. Het eerste kernidee betreft de rol van wetenschappelijke kennis en technische expertise in het professionele handelen. Vanuit het NP-perspectief gezien, vormen die in veel gevallen een belangrijke hulpbron voor goed professioneel handelen, maar gaat het mis wanneer die twee de dienst uit gaan maken. In veel situaties zijn namelijk andere hulpbronnen nodig voor goed professioneel handelen, in het bijzonder persoonlijke betrokkenheid, relationele openheid en morele verantwoordelijkheid.
Deze gedachte heeft een belangrijke wetenschapstheoretische implicatie, namelijk het loslaten van de tegenstelling tussen objectieve kennis en subjectieve voorkeuren, respectievelijk de tegenstelling tussen bewezen kennis en onbewezen overtuigingen. Die tegenstelling is misleidend. Om anderen goed te doen als professional en bij te dragen aan rechtvaardig samenleven, zijn altijd ook persoonlijke, relationele en morele hulpbronnen nodig. Die spelen daar zelfs een cruciale rol bij, maar worden in het begrip ‘subjectief ’ als bron van verontreiniging weggezet. Dat begrip vormt anders gezegd een misleidende vergaarbak, waarin dogmatische overtuigingen en vooroordelen op één hoop worden gegooid met onmisbare persoonlijke, relationele en morele bronnen voor goed professioneel handelen.