Politiewerk is niet zomaar een baantje. In het handelen van politiemensen zie je de rechtstaat in actie. Het is goed om daar vragenderwijs bij stil te staan: deugt het, doet het deugd? En daarachter schuilt altijd de vraag: aan welke toekomst wil je werken? Waar komen we uit als we zo doorgaan? Is dit wat we willen? Wat we moeten willen?
Het zijn deze vragen waar het in het lectoraat ‘Waardevolle praktijkontwikkeling’ om draait. Vragen die de aandacht richten op de morele dimensie van het werk. In deze rede wil ik met u stilstaan bij de vraag hoe wij als politie een goede sterke arm kunnen zijn in onze complexe moderne samenleving en wat de ontwikkeling van de Nationale politie daarin betekent, of zou kunnen betekenen. Ik bespreek dat in drie stappen. Niet de klassieke trits: ellende, verlossing, dankbaarheid, maar: verlangen, verwarring, volharding.
1. Ik wil laten zien, of weer in het bewustzijn brengen, dat wij in onze zoektocht naar zinvol handelen onderdeel zijn van een brede ontwikkeling. Vanuit de ervaring dat ons streven naar omvattende eheersing en eenduidige besturing schadelijk kan zijn, zijn er op allerlei plekken mensen opgestaan die nieuwe hoopvolle ontwikkelingen op gang brengen. Ze ontwikkelen praktijken die recht doen aan wat van waarde is, aan wat professies waardevol maakt. Het verlangen dat in politieland leeft, leeft dus ook elders.
2. Maar, en dat is de tweede stap: die ontwikkeling is kwetsbaar. De verleiding van de beheersing is groot, ook al is volledige beheersing een fictie. In de ontwikkeling van de Nationale politie zie je dat terug. Er is spanning tussen oud en nieuw, centraal grip willen hebben op de ontwikkeling, maar ook contextgericht ruimte willen bieden aan professionals. Politie in transitie is ook politie in verwarring. Einde en begin zijn gelijktijdig zichtbaar. Waar koersen we op? Er zijn vragen over the why van de Nationale politie en over the why van de Nederlandse politie, en deze twee vallen niet vanzelf samen.
Waar zetten we op in? Durven we het aan om te kiezen voor vernieuwing, te kiezen voor wat echt van waarde is? Of gaat onbedoeld de vormgeving met de zingeving op de loop? Dat risico is niet denkbeeldig.
3. De laatste stap gaat over volharding. We moeten waken voor regressie, en vasthoudend durven kiezen voor vernieuwing. Dat geldt niet alleen voor de politieleiding, maar ook voor de bonden. Dat vergt een stijlbreuk. Een stijlbreuk waar velen zin in hebben, zin in zien. Van een dwingende eenheid naar een dragende eenheid. Van ‘spam of control’ naar ‘sturen met vertrouwen’. Ik kom dan te spreken over ontwikkelen vanuit de praktijk, over ‘hoge gronden en moerassigheid’, over humble inquiry, de hark voorbij en de hork voorbij, over vrijmoedig spreken, over de strategie van de hoop en als sterke arm durven werken aan het naïeve idee van een ‘Just World’.
Tot slot zal ik schetsen hoe ik de betekenis van de Nationale politie zie voor het ontwikkelen van goed politiewerk, en wat deze lector zou willen bijdragen aan deze ‘waardevolle praktijkontwikkeling’, als u mij dat toestaat.