Grond- en verzetwerk

Grond- en verzetwerk

Productgroep Waardenwerk 2025 101
3,90
Gratis voor abonnees.

Omschrijving

Op de mij bekende weg terug van mijn rondje zwemmen kwam ik langs een weiland dat er de dag ervoor nog stil had bijgelegen. Indrukwekkende graafmachines stonden te wachten tot de volgende werkdag en grote hopen zand benamen me het zicht op wat daarachter gaande was. Ik zuchtte bij mezelf om weer een verloren ruimte en wond me er ook over op. Waarom moet altijd alles overhoop? Maar in de weken erna – ik hield het nauwlettend in de gaten – leek het bij een groot gat in de grond te blijven waarvan de wanden verstevigd werden met palen. Zou het een waterreservoir worden, vroeg ik mij af. Dat idee sprak mij eigenlijk enorm aan. Zelf heb ik ook een ton waarin ik regenwater opvang voor in schaarse tijden en ik weet nog wat ik dacht toen ik de eerste keer het kraantje opendraaide: wat een geschenk uit de hemel! Dus dit was misschien wel een mooi en hoopvol project.

Aan mijn kleine ton was trouwens nog aardig wat werk voorafgegaan, al hoefde ik er niets voor af te graven. Het gaat erom in constructie en gedrag een subtiel evenwicht te creëren tussen opvang in natte tijden en aftapvermogen tijdens droogte. Bij mij is de bodem van de ton te vaak in zicht, omdat het water soms blijft steken in de goten en daar dan overloopt, en ik vaak te gretig ben met gieten. Mentaal is allemaal niet anders. Zo voel ik me nu – hartje zomer – behoorlijk uitgeput. Ook deze column moest er op het laatste moment nog uit, terwijl de inspiratie nog maar dunnetjes was. En dat is eigenlijk vreemd, want in de afgelopen maanden heb ik me zo veelvuldig gelaafd aan nieuwe bronnen – hoewel feitelijk juist hele oude mystieke – dus hoe kan het dan dat ik zo leeg ben?

Ik dacht, ik kijk het af, van de vakmannen en -vrouwen die de vermeende waterput graven. De gedegenheid waarmee ze het doen, de tijd die ze ervoor nemen, de pauzes ook. Want bijna altijd als ik erlangs kom, in het weekend of aan de randen van de dag, ligt het werk stil, terwijl het toch vordert.

Maar wat vordert er? Aanvankelijk vooral iets wat op een bekken leek. Een ruimte waarin iets opgevangen en opgeslagen kon worden. Die ruimte, die op zichzelf feitelijk niets of ‘niet iets’ is, was het eigenlijke ‘ding’ waarvoor ze allerhande condities creëerden, zoals stevige wandranden, waardoor ze daarna nog dieper konden gaan. Ze liepen niet op de (andere) dingen vooruit, ze leken vooral een stevige basis te maken. Daarop konden ze, zo bleek later, verder bouwen.