Commensaliteit is het samen eten en drinken of, meer letterlijk, zoals de etymologie suggereert (cum + mensa), het delen van een tafel. Maar wat delen we als we een tafel delen? Het eten? Het gezelschap? De rekening? In navolging van het voorbeeld van convivialiteit (het plezier van feestelijk samenzijn) en convivialisme (de kunst van het samenleven), laat dit artikel zich inspireren door de beroemde Ronde Tafel van koning Arthur, genoemd door Marcel Mauss, om commensalisme te ontwikkelen als utopie van de universele tafel en de spanningen tussen reële uitsluiting en contrafeitelijke inclusie te onderzoeken.
Aanvankelijk wilde ik een kort Commensalistisch Manifest schrijven om het Hamburg Institute for Advanced Study (HIAS) te bedanken voor zijn gastvrijheid.1 Commensaliteit speelt een belangrijke rol in deze onderzoeksinstellingen. Als ondertekenaar van de Convivialistische Manifesten (Caillé et al., 2013, Caillé et al. 2019, Caillé et al. 2025 in dit nummer) beschouwde ik commensalisme als een natuurlijk verlengstuk van convivialisme. Zoals bekend hebben convivialisten het concept van convivialiteit van Ivan Illich (1973) overgenomen en omgevormd tot een politieke visie op de wereld en een burgerbeweging.
Convivialiteit (samenleven) en commensalisme (samen eten) zijn met elkaar verbonden. Strikt genomen gaat commensaliteit vooraf aan convivialiteit. Om te leven moet je eten. Primum vivere, deinde filosofari, volgens het oude Latijnse gezegde dat aan Hobbes wordt toegeschreven. Of, meer direct, in De driestuiversopera van Bertold Brecht: Eerst vreten, dan ethiek.2 De filosofische geschiedenis en de praktische ervaring bevestigen deze volgorde: eerst moet je eten, dan drinken en praten. Convivium is de Latijnse vertaling van het Griekse symposion (van συμπίνειν, sympínein, ‘samen drinken’). In de Griekse en Romeinse cultuur is het symposion of convivium het deel van het banket dat plaatsvindt na de maaltijd, wanneer het drinken van alcohol voor het plezier gepaard gaat met muziek, dans, voordrachten en gesprekken. Het beroemdste symposium aller tijden is natuurlijk dat van de dichter Agathon, beschreven in Plato’s Symposium.
In navolging van het voorbeeld van de convivialiteit (gezelligheid of het plezier van feestelijk samenzijn) en convivialisme (de kunst van het samenleven), wil ik de overstap maken van het empirische naar het normatieve en commensaliteit omvormen tot een utopische visie op de wereld die gemakshalve commensalisme noem. Het is natuurlijk niet eenvoudig om het empirische van het normatieve van elkaar te scheiden. Juist omdat echte commensaliteit niet zonder spanningen is, moeten we ons netjes gedragen om een bepaalde orde op te leggen en te handhaven. De regels van het fatsoen zijn meestal informeel en inherent aan de omgang met anderen, maar dat betekent niet dat ze onbelangrijk zijn en geen gevolgen hebben. Het volstaat om een grammaticale fout te maken – ‘in de schotel spugen’ – om min of meer vriendelijk op je plaats te worden gewezen. Het is de conflictualiteit die de overgang naar normativiteit verklaart en rechtvaardigt. Deze ligt ten grondslag aan de spanningsvolle situaties die kritiek uitlokken en om een rechtvaardiging vragen (Boltanski en Thévenot, 1991). Terwijl commensaliteit verwijst naar de sociale handeling van samen eten, beschrijft commensalisme de morele en politieke visie van een wereld van overvloed waarin iedereen in vrede en vreugde samen kan zitten en eten om de problemen van de wereld op te lossen.
Zoals in het verhaal van de wonderbaarlijke Ronde Tafel, bedacht door koning Arthur met de hulp van een timmerman uit Cornwall om een einde te maken aan de ruzies tussen zijn vazallen. Marcel Mauss vertelt dit verhaal op de allerlaatste pagina van zijn Essai sur le don (Essay over de gift): ‘De timmerman zei tegen Arthur: ‘Ik zal een prachtige tafel voor je maken, waar zestienhonderd man en meer aan kunnen zitten, en waar niemand van wordt uitgesloten … geen enkele ridder zal nog vechten, want daar zal de hooggeplaatste op gelijke voet staan met de laaggeplaatste’. Er was geen ‘hoogste kant’ meer en dus ook geen ruzies. Overal waar Arthur zijn tafel naartoe bracht, bleef zijn edele gezelschap vrolijk en onoverwinnelijk’ (Mauss, 1950: 279).