Met ingang van nummer 52 heeft het Tijdschrift voor Humanistiek een nieuwe naam: Waardenwerk. Als kersverse hoofdredacteur maak ik graag gebruik van de gelegenheid om de achtergronden van deze naamsverandering en de nieuwe koers van dit tijdschrift toe te lichten. Met de titel Waardenwerk richten wij de schijnwerper op de relatie tussen waarden en werk, vanuit de overtuiging dat die relatie in onze tijd van groot belang is. Er is werk nodig om inhoud te geven aan onze eigen bestaansethiek; er is werk nodig om morele waarden op het niveau van alledaagse praktijken levend te houden; en tenslotte is waarden-werk bijzonder hard nodig op het niveau van organiseren en besturen. Dit werken aan waarden willen wij in dit tijdschrift op alle drie deze niveaus onderzoeken en bevorderen, met het oog op de grote uitdagingen van onze tijd.
Werken aan waarden
Wat werken aan waarden op deze verschillende niveaus inhoudt, kan in een eerste aanloop verhelderd worden aan de hand van het onderscheid dat Paul Ricoeur maakt tussen ethische waarden en morele waarden.1 Ethische waarden hebben betrekking op het goede leven, zoals dat ervaren en vorm gegeven wordt door individuen in hun dagelijkse bestaan. Het gaat hier om de persoonlijke zingeving, de bestaansethiek of de ‘levenskunst’ van individuen, en om de waarden die daarin tot uitdrukking komen. Morele waarden zijn altijd verankerd in ethische waarden, maar kunnen daar ook op gespannen voet mee staan. In aansluiting bij Kant, Rawls en Habermas gaat Ricoeur ervan uit dat morele waarden betrekking hebben op een goed leven voor alle mensen. Bij morele waarden gaat het met andere woorden om de rechtvaardigheid van de maatschappelijke verhoudingen waarbinnen ons persoonlijke leven gesitueerd is, meer in het bijzonder de rechtvaardige verdeling van de beschikbare hulpbronnen voor een goed leven. Die verdeling hangt nauw samen met de vormgeving van de institutionele randvoorwaarden voor een goed leven, zoals de inrichting van de rechtstaat, van het onderwijs en van de gezondheidszorg en de manier waarop economische verhoudingen zijn ingericht. De socioloog Bourdieu spreekt hier over de meer of minder gelijke verdeling van economisch, sociaal en cultureel kapitaal die in deze domeinen of ‘velden’ tot stand wordt gebracht.2 Het onderwijs in ons land bijvoorbeeld is zo vormgegeven dat kinderen van ouders met weinig cultureel kapitaal een veel kleinere kans hebben op het volgen van voortgezet en hoger onderwijs dan kinderen wiens ouders zelf een hoge opleiding hebben voltooid. De vormgeving van ons onderwijs bestendigt de onrechtvaardige verdeling van een belangrijke hulpbron voor een goed leven.