In het winternummer 2024 van Waardenwerk klinkt uit de stukken van Govert de Vrieze en mijzelf een oproep voor een nieuw perspectief op onderwijs. Ik schreef hoe de ervaring van onmacht in het onderwijs meer ruimte, aandacht en eerbied zou moeten krijgen. Omdat onmacht een wezenlijk aspect is van het menszijn. Het paradigma waarin het huidige onderwijs zich nog steeds bevindt, is dat van de causaliteit tussen hard werken en slagen. Wie zijn best doet, zal succes hebben. Wie lui is, zal falen. Dit causale verband drijft op de illusie dat de wereld maakbaar is. Maar de illusie van maakbaarheid – die altijd al een illusie was – is in deze tijd niet meer vol te houden. Harder werken is niet de oplossing, en luiheid is niet de oorzaak van alle crises waar jongeren de wereld mee geconfronteerd zien.
Als wij geen ruimte maken voor de realiteit van de onmacht, leren jongeren dat óf zijzelf óf anderen verantwoordelijk zijn voor alle problemen. En dat is precies wat wij zien: een groei van depressie en angst enerzijds, en een groei van xenofobie en polarisatie anderzijds. Dader of slachtofferschap, eigen schuld of andermans schuld. De onmacht, het zijn met hoe het is, is de ruimte daartussen. Ademruimte. In onderstaan gedicht maakt Judith Herzberg prachtig voelbaar hoe belangrijk het is om van die onmacht niet weg te kijken.
De kwalen uit dit gedicht kunnen goed gelezen worden in de context van jongeren in deze tijd: het sterven van de aarde, het gevaar van oorlog, de ziekte van rijkdom en armoede. Het verlangen dat erin doorklinkt gaat niet over het gevecht tegen het lijden of over het oplossen ervan, maar over contact. En contact gaat niet over de toekomst, maar over het nu. En in de realiteit van het nu is de onmacht ontegenzeggelijk aanwezig.
Maar hoe geef je vorm aan het prachtige risico van onderwijs waarin contact een wezenlijke rol speelt? Dat is de vraag waar ik me mee bezig houd. En vooropgesteld, het is niet eenvoudig om dergelijk onderwijs vorm te geven. Ik ben er al een tijd mee bezig. Wat ik tegenkom als ik werk met studenten, is dat de valkuil van het therapeutische levensgroot is. Zo groot, dat het ‘veiliger’ lijkt om het over theorie te hebben. Of over anderen. Niet over de wereld en over wie wijzelf daarin zijn. Want zodra het daarover gaat, is er onmacht, en pijn. En als je het over pijn gaat hebben, begeef je je op glibberig gebied. In Nederland zijn onderwijs en zorg gescheiden werelden. De zorg is er voor de dingen die moeilijk en onverteerbaar zijn, het onderwijs is er voor al het andere.
Maar wat als de wereld zelf moeilijk en onverteerbaar wordt? En als ervaringen van pijn en onmacht een maatschappelijk vraagstuk zijn geworden? In mijn vorige artikel kwam ik op dit punt uit bij de kunst. Kunst biedt mogelijkheden om de onmacht een niet-therapeutische plek te geven binnen het onderwijs. Kunst is van oudsher een plek waar mensen het wonder van de wereld én de wonden van het leven in die wereld met elkaar delen. En daarom schreef ik in mijn vorige artikel over het belang van de kunst voor het onderwijs.